Wanneer de doopboeken tekort schieten vormen de archieven met betrekking tot overdracht van goederen een belangrijke bron van informatie over je voorouders. Deze bronnen worden ook wel Boedelinventarissen genoemd of Staten van Goed. Het leuke aan deze bronnen dat er complete inventarissen worden opgesomd compleet de met toenmalige waarde. Dit geeft veel inzicht in de rijkdom van je voorouders en als je mazzel heb een locatie beschrijving van het huis waar ze woonde.
Onlangs vond ik online een bewerking van zo'n archief van Hulster Ambacht. Dat scheelt een hoop zoekwerk want deze oude archieven zijn niet altijd makkelijk te lezen en omvatten vele folio's zonder een logische ordening. De bewuste bewerking bestond uit een indexering van de Boedelinventarissen van Hulster Ambacht over de 16e en 17e eeuw. Niet alleen kwam ik hierin diverse voorouders tegen maar het betrof ook meerdere generaties uit de zelfde lijn. Een prachtige gelegenheid dus om te kijken hoe de goederen van vader op zoon of dochter werden overgedragen en wat er na 2 of meer generaties van is overgebleven.
Om een goed beeld te houden hoe deze voorouders zich onderling verhouden heb ik hier een klein overzichtje gemaakt van de betrokkenen een meer volledig overzicht kun je vinden in de database:
Onze Voorouders.
We beginnen bij de 4 vrouwen van
Jan Schaurinck. Behalve van zijn eerste vrouw is bij het overleden van elk van zijn vrouwen een boedelinventaris opgesteld en tenslotte ook bij het overlijden van hemzelf. Zijn zoon
Joannes uit zijn tweede huwelijk was getrouwd met
Pieternella Wilsens van wie ook een boedelinventaris is opgemaakt. Hun dochter
Joanna is weer een voormoeder van mij. Zij was getrouwd met
Machiel Thorens, toen zij overleed is er een boedelinventaris opgemaakt. We vinden verder nog een paar relevante Boedelinventarissen, de oom van Michel te weten
Jan Wijns man van
Joanna Thorens en de zoon van Michiel, mijn voorvader
Judocus. Hij was getrouwd met
Catharina Verschoren wiens vader
Jacobus van Schoren en zus
Theresia Verschoren weer in de index van de Boedelinventarissen terugkomen bij hun respectievelijk overlijden.
In de eerste generatie volgen we Jan Schauwrink die maar liefst vier keer in het huwelijk is getreden. Van zijn eerste vrouw Petronella van den Abele is geen boedelinventaris gevonden. Wel weten we dat er in ieder geval vier kinderen uit dit huwelijk zijn geboren: Catharina Magdalena, Petrus en Barbara. Van zijn tweede vrouw Magdalena Bauwens is wel een Boedelinventaris. Uit dit huwelijk is slechts 1 kind bekend Joannes genaamd en dit is ook mijn voorvader. Ten tijde van de akte (begin 1694) was hij 7 jaar oud wat prima klopt bij de gevonden doopdatum van 26 mei 1686.
Jan en Magdalena hadden het best goed. De totale baten van het sterfhuis bedragen ongeveer 55 pond waarvan 25 pond zit in de waarde van het huis met bijbehorend land. De schulden stapelen op tot iets over de 30 pond. Helaas bevat de akte geen verrekening zodat we niet precies weten wat er met de netto opbrengst van de erfenis is gebeurd. Magdalena had namelijk nog wel een kind uit haar eerste huwelijk dat ook een deel van de erfenis zal hebben gekregen. Netto blijft er zo'n 25 pond over dat we voor die tijd toch wel een behoorlijk bedrag mogen noemen.
Als we echter de boedel beschouwen die bij het sterfhuis van Jan Schauwrink zelf achterblijft voor zijn vierde vrouw Janneke Anderse lezen we dat het gezin woont in een huysken en schuur staande op de grond van den armen in Hulst. Hoewel de baten nog oplopen tot ruim 66 pond zijn de schulden navenant groot en tellen op tot 62 pond. Het eigen vermogen was dus inmiddels gedaald van 25 pond tot slechts 4 pond. Janneke blijft als weduwe achter met 2 kinderen van haar zelf en 2 van Jan's eerdere huwelijken. De oudste, Jan, uit het huwelijk van Magdalena is inmiddels 20 en valt niet meer onder de zorg van Janneke. Janneke krijgt de volledige boedel toegewezen en moet de kinderen onderhouden tot den ouderdom van 18 jaren en de kinderen krijgen verder geen erfenis.
In de volgende generatie kijken we naar Joannes Schauwrinck, zoon van Jan en Magdalena Bouwens, via de boedelinventaris van Pieternella Wilsens, zijn eerste vrouw. Zij waren getrouwd in 1710 de akte is opgemaakt op 7 mei 1740, tentijde waren er nog 6 kinderen in leven te weten, Katharina getrouwd met Adriaen van Campen die is aangesteld als voogd over de minderjarigen, Maria getrouwd met Jacobus Kastelijn, Anna getrouwd met Jacobus Dobbelaar en de minderjarigen Joost (18j), Appolonia (11j) en mijn voormoeder Joanna waarvan geen leeftijd wordt genoemd maar ze is gedoopt in 1732 dus op moment van de akte was ze 8 jaar.
Bij de baten lezen we dat het gezin woonde in een
huis met stalleken, gestaen in den Langedam en aldaar in de Zantstraet, twelk is gepreezen op de somme van 10 ponden. De huisraad word geschat op 3 ponden. Verder bezat Joannes nog twee koebeesten, gepreezen op 8 ponden en 10 schellingen. Totale baten dus 21 pond en 10 schellingen.
De schulden bedroegen 16 ponden en 3 schellingen aan achterstallige landpagt en aan diverse personen nog eens 8 schellingen.
De netto opbrengst wordt in tweeën gedeeld de helft voor de houder van het sterfhuis en de andere helft zijnde 2 pond, 9 schellingen en 6 stuivers voor de kinderen
't geene den houder wel benoodighe heeft voor alimentatie der minderjarige. Van een zekere erfenis voor de meerderjarige kinderen was dus verder geen sprake.
Jan Schauwerink was dus een pachtboer die een klein stukje land ter beschikking had en 2 koeien. Hij had daardoor een vaste verblijf plaats in de Langedamse polder. Het gezin had genoeg om van rond te komen maar het was zeker geen vetpot. Evenzo kunnen we stellen dat het gezin niet slecht af was en naar de normen van de tijd misschien als een modaal gezin gezien kon worden genoemd.
Van de erfenis van zijn moeder is dus uiteindelijk weinig overgebleven
In de volgende generatie kijken we naar de boedelinventaris van het sterfhuis van Machiel Thoorens die getrouwd was met Joanna Schauwering de dochter van Jan Schourinck en Pietternella Wilsens. Alle 6 kinderen van Machiel worden in de akte genoemd zijnde Catharina getrouwd met Jan de Bruyn en Joost Thoorens (meerderjarig) en als minderjarige kinderen Jan Francies (19), Florentina (15), Judoca (11) en Anthony (9). Als baten lezen we een Huys, Schuurke en toebehoren met 5 morgen land gepagt van de weduwe van Adriaan D'hert in den polder den Dullaert. Deze polder grenst aan de Langedamse polder via onder andere de Zeildijk en de Zandstraat, waar het huis van Jan Schouwering stond maar we kunnen hier niet uit opmaken dat het het zelfde pand betreft. Het huis werd getaxeert op 22 pond. Verder waren er nog 2 Koeyen met een waarde van 8 pond, 13 schellen en 4 grooten. Wetende dat deze akte van 1784 is, constateren we dat er in 44 jaar geen sprake is geweest van enige noemenswaardige inflatie voor wat betreft de prijs van een koe. Leuk is dat in deze akte ook de Vrugte te Velde worden genoemd, Boekweyt, Haver en Rogge. Te samen met nog wat grasland samen 11 pond. De totale huisraad wordt geschat op 2 pond. Naar verhouding waren kleren kennelijk erg duur want alle kleding en linnen worden geschat op 2 pond, 6 schellingen en 8 grooten. Er zullen tegenwoordig toch maar weinig mensen zijn waarvan hun kleding meer waard is dan de inboedel van hun huis. De contante penningen werden voor het gemak maar gelijk gesteld aan de kosten van de taxatie dus die worden verder niet vermeld.
De schulden worden gevormd door achterstallige pacht aan de weduwe D'Hert, verpondingen te Hulst, de Watergooten, pacht van het gemaal, hoofdgeld, de kleermaker Jacobus van de Voorde, Jan van Lies voor geleverde tiggelstenen, Pieter van Eudthoven voor visite en medicijnen, Livinus Wageschiet voor geleverd ijzerwerk, Pieter Jan Wageschiet voor geleverd hout, Paulus de Meij voor arbeid op het land en dan nog de kosten van de taxatie.
Alles bij elkaar aan baten 48 pond en aan schulden 19 pond, 5 schellingen en 9 grooten. De helft van het netto verschil is voor de houderige en na aftrek van de alimentatie (onderhoud van de kinderen) blijft er voor de erfenis 1 pond over. Voor ieder dus 1/6 part van krijgt, komende op 3 schellingen en 4 grooten.
Als laatste twee akte bekijken we eerst het overlijden van Jacobus van Schoren op 5 april 1780. Naast zijn vrouw Isabella van Duffel blijven er nog 2 zonen (Gillis en Jacobus) en 2 dochters (Theresia en Catharina) achter. Catharina (17 jaar) is het enige nog minderjarige kind. De akte vermeldt dat Josephus Vergragt, de echtgenoot van dochter Theresia Verschoor, kort voor het overlijden van Jacobus een regeling hadden getroffen. De gehele boedel gaat naar Josephus Vergragt en zijn vrouw inclusief alle schulden onder de voorwaarde dat
hij zijnen huisvrouwes ouders Isabella Duffels en Jacobus Verschooren hun leven lang geduurende te alimenteren in kost, drank, kleeden en reeden mitsgaders verdere noodwendigheeden zoo ziek als gezond en ordentelijk laaten begraaven. Verder wordt bepaald dat hij de kinderen Gillis, Jacobus en de minderjarige Catharina ieder 50 gulden zal betalen
uijt aanmerking dat dezelve hierdoor gene vader of moederlijke successie uijt dezen boedel meer te wagten hebben.
Verder wordt er melding gemaakt dat broers en de voogd van Catharina het bedrag
tot op heden bekomen ontfangen te hebben, uijt handen van voorsn Josephus Vergragt. Josephus lijkt dus zijn deel van de deal niet na te komen.
Er blijkt inmiddels een schuld op het huis te zitten vanwege de 40ste penning als gevolg van het overlijden van Jacobus. Het huis was getaxeert op 15 gulden. De 40ste penning komt na het overlijden van Jacobus ten laste van de 3 kinderen.
De Comparanten zijnde, Isaballe en haar schoonzoon Josephus Vergragt vragen nu
dat er zoude worden geprocedeert tot ontgoeding en onterffenisse, mitsgaders goedinge en erffenisse en voorts tot condemnatie van al het geene voorsz staat. En zo nemen de Burgemeester en de Schepenen het over.
Hoe dit uiteindelijk heeft uitgepakt is niet helemaal duidelijk. Maar ik denk dat we mogen aannemen dat de 3 kinderen hun 50 gulden nooit hebben ontvangen en dat ze daarvoor in de plaats hun deel van belasting heffing hebben moeten betalen. Op 24 april 1780 wordt de schuld voldaan.
Wat we wel leren van deze akte is dat Jacobus en Isabella een huisje hadden in den Langendam polder en dat vier van de zes kinderen in 1780 nog in leven waren. De locatie van het huis wordt nauwkeurig beschreven
een Huisken en Stalleken staande in den polder den Langendam, met een hondert roede land salvo justo valt op 57 Ro afgezet met een doorne haag aan de Zeijldijk in den 5e gang ex No 14. Helaas is deze aanduiding niet genoeg gebleken om op oude kaarten de locatie van het huisje terug te vinden. Het is echter duidelijk dat Jacobus een stukje land heeft kunnen pachten in de Langendamse polder. Dit is waarschijnlijk gebeurd zo rond 1760 toen het gezin verhuisde van de Groenendijk naar de Langedamse polder.
Als laatste is het nog leuk om even te kijken naar de boedelinventaris die overblijft als Theresia Verschoren overlijdt en haar man Josephus Vergragt achterblijft als houder van het sterfhuis. We zien hier een batig saldo van 27 pond en we kunnen dus stellen dat dit gezin niet echt te leiden heeft gehad van de misgelopen afspraak om de boedel van Jacobus Verschoren en Isabella van Duffel over te nemen. Komisch is om te zien hoe hier na aftrek van de alimentatie ook weer precies 1 pond overblijft voor de 2 wezen kinderen die dus elk 10 schellingen krijgen toegewezen.
Theresia krijgt weliswaar een ordentelijke begrafenis in een doodskist van 1 pond, maar de begrafenis kosten van 2 pond 16 schellingen en 4 grooten (toch ruim een halve koe) worden pro deo in de boeken geschreven. Een ledikant, 2 tafels en 2 banken kosten samen 2 pond en 7 schellingen. Kleding en lijfstoebehoren van de overledene wordt geschat op 8 pond, 11 schellingen en 5 grooten. Van de houder te samen met goud en zilver van zichzelf en de overledenen nog eens 8 pond, 13 schellingen en 4 grooten. Vrouwen kleding was kennelijk wat duurder dan mannenkleding.
De Boedelinventarissen en de Staten van Goed zoals ze in Vlaanderen worden genoemd vormen een leuke inkijk in het leven van onze voorouders. We leren de waarde van roerende en onroerende goederen kennen, en het gemak waarmee schulden bleven staan. We zien welke gewassen werden verbouwd en hoe de zorg voor de kinderen werd geregeld als 1 van de ouders kwam te overlijden. Alles werd precies bijgehouden maar met betalingen ging men in de kleine gemeenschappen praktisch om. De schulden lopen daarmee gemakkelijk op en dan blijken de waarde van de bezittingen soms niet meer afdoende om de schulden te dragen. Dat blijkt dan pas bij het overlijden en vervolgens zitten de nabestaande ineens met de gebakken peren.
Zo zien we hoe de rijkdom van de ene generatie in korte tijd kan verdampen tot armoede voor de volgende generatie.